In Mijn wonderlijke oom wordt de oom, ook wel monsieur Hulot genaamd, geconfronteerd met ‘het gewone leven’. Hij moet een dagje op zijn neefje Gerard en diens hond, de teckel Dali, passen. De kleine Gerard woont in een hypermodern, kil huis waar humor en kattenkwaad niet getolereerd lijken te worden. Zijn prettig gestoorde oom brengt daar verandering in. Zijn fantasie en verwondering vormen een voorbeeld voor zijn neefje. De oom verliest zich in het spel en het gevecht met de dingen. De vraag is wie past er nu eigenlijk op wie?